Onderhandelen in vreemde wateren, Simone Siemons
In mijn vierde jaar bedrijfseconomie studeerde ik aan de Gadja mada universiteit in Yogjakarta. De keuze in vakken is voor een buitenlandse student beperkt omdat een flink deel van de boeken in Bahasa (Indonesisch) geschreven waren. In Nederland had ik de grammatica bestudeerd en me een kleine woordenschat Indonesisch eigen gemaakt voor eenvoudige gesprekken. Dit was echter verre van toereikend voor de studie.
In Jogyakarta komen relatief veel huwelijken voor tussen moslims en christenen (ongeveer een kwart). In mijn gastgezin was de man moslim en had een eigen advocatenpraktijk, zij gaf Franse les. Zijn Engels was redelijk, haar Engels beperkt. Haar Frans daarentegen veel beter dan de mijne. Dat levert raadselachtige gesprekken op.
Als gast mocht ik als eerste ontbijten, na mij at de man des huizes daarna de vrouw en de kinderen. Een gastvrijheid waaraan ik moeilijk kon wennen. Op een ochtend had ik geen idee wat er naast de rijst stond. Het was taai, vermoedelijk vlees in een ketjapsaus. Ik vroeg de vrouw des huizes ernaar. Ze kende het Engelse woord niet en ik herkende het Franse woord niet. C’est un animal de la mer, mais n’est pas une poisson. Met zulke raadseltjes voelde ik me als een vis in het water. ’s Middags kwam ik erachter wat het raadselachtige ingrediënt was: schildpad. Tja, soms is zwemmen in vreemde wateren, zelfs achteraf, toch wat onwennig. Mijn gastheer sprak ik niet zo vaak, hij was net begonnen zijn praktijk op te bouwen en maakte lange uren. Een verhaal over een nieuwe klant is me bijgebleven. Z’n klant had een boom van een spoorwegovergang kapotgereden, hij was aan het onderhandelen met de politie over de hoogte van de boete.
De universiteitsbibliotheek had een groot aanbod internationale tijdschriften, waaronder de Times. Al snel viel me op dat in het tijdschrift delen van de artikelen zwart waren gemaakt. Soms een hele alinea, soms een stukje in een zin. Ik verwonderde me over deze openlijke vorm van censuur en werd alleen maar nieuwsgieriger naar wat er zou hebben gestaan. Bij de economische en bedrijfskundige vakken waren veel Engelstalige boeken op de lijst waaronder het vak internationale handel. Hierin ook veel aandacht voor de Europese Unie. Niet over wat het wegvallen van de binnengrenzen mogelijk maakt, maar met name over de grenzen aan de buitenkant die sinds de eenwording (nog) hoger waren opgetrokken voor buitenstaanders.
In de bieb zag ik tot mijn verbazing ook Nederlandse titels over het notarieel recht. Een overblijfsel uit de geschiedenis, rechtenstudenten met de specialisatie notariaat gingen in het vierde jaar naar Leiden. Dit stukje Indonesische wetgeving was nog niet vernieuwd, de oude Nederlandse wetgeving op dit gebied werd nog gebruikt.
In Nederland geeft het ‘student zijn’ soms de mogelijkheid tot korting, in Indonesië is het een reden om de prijs te verhogen; je hoort namelijk tot de gelukkigen die zich kunnen permitteren om te studeren. Studieboeken hebben Nederlandse prijzen, ze zijn dus voor Indonesische begrippen kostbaar.
Ook al was ik slechts een semester in Yogja, ik had toch de nodige studieboeken verzameld en wilde ze als boekenliefhebber niet achterlaten. De studieboeken plus enige souvenirs wogen samen zo’n 60 kilo, daarmee overschreed ik de gebruikelijke 20 kilo’s met een kleine 40. Bij mijn gastgezin had ik echter geleerd dat in Indonesië zaken per keer bekeken konden worden en minder vastligt dan gewend of verwacht.
Op de binnenlandse vlucht werd de koffer niet gewogen, dus pas bij het inchecken voor de internationale vlucht zou ik iets voor die extra bagagekilo’s moeten proberen te regelen. Er zat een speling van ruim vijf uur tussen de binnenlandse vlucht van Yogjakarta naar Jakarta en de internationale vlucht, dus redelijk wat tijd. Aangekomen in Jakarta informeerde ik bij de incheckbalie van Lufthansa; 30,00 gulden per extra kilo leverde een stevige bijbetaling van 1200 gulden op. Dat dreigde letterlijk en figuurlijk een dure bagage te worden. Het saldo van mijn studentenrekening strekte niet verder dan 300 gulden…
Navraag naar de naam van de vestigingsmanager leverde een verrassende Felix op. Vriendelijk werd mij de weg naar zijn kamer gewezen. Felix, een Indonesiër van rond de 50 jaar, groette ik op gepaste wijze in het Indonesisch. Dat leverde me een uitnodiging op een kopje thee opleverde. Hij vroeg mij waar ik vandaan kwam, waar ik Indonesisch had geleerd, waar ik naartoe ging. Na hem oprecht enthousiast over mijn ervaringen op de Gadja mada universiteit te hebben verteld, gaf hij aan dat zijn zoon in Delft studeerde, waarop ik hem uitgebreid naar de ervaringen van zijn zoon vroeg. Hoe lang studeert uw zoon in totaal in Nederland? Ruim een jaar was het antwoord. Geweldig dat hij een heel jaar mag blijven, maar dan heeft hij aan het eind van het jaar wel een enorm probleem. Verrast vroeg Felix wat ik bedoelde. Na een jaar heb je een heleboel dure handboeken gekocht, die naslagwerken laat je niet graag achter. Felix werd even stil, dat had hij zich niet gerealiseerd. Nee zei ik, ik ook niet toen ik m’n boeken kocht in Jogya. Felix keek me aan, hoeveel boeken heb je dan? Gelukkig maar van één semester antwoordde ik, zo’n 40 kilo. Felix knikte, pakte een kaartje en schreef iets op. ‘Hier’, zei hij, ‘laat dit maar zien bij het incheckbalie.’
Toen ik aan de beurt was bij het inchecken legde ik m’n bagage op de weegschaal: een imposante en nooit meer door mij overtroffen 63 kilo werd onverbiddelijk in het display zichtbaar. Net toen ik het visitekaartje van Felix wilde geven, zag ik dat de medewerkers zenuwachtig ergens naartoe keken. Ik draaide me om, keek in dezelfde richting en ontdekte Felix aan de andere kant van de hal in een zijdeur. Hij knikte en ik knikte terug. Toen ik me omdraaide was m’n bagage weg en al op de band gezet. Ik draaide het visitekaartje om en keek naar de tekst:
40 kg overweight
no charge
Felix